Onlangs mocht ik op bezoek komen bij DordtYart, in Dordrecht. Een prachtige industriële hal, ooit gebouwd als werf, inmiddels waarschijnlijk net zo gestrand in de zoektocht naar een nieuwe bestemming als de schepen die zij voortbracht. Maar het was niet het gebouw dat mij zo verraste, het was vooral de manier waarop die plek tot leven was gebracht. Op deze plek mocht ik tussen maken en presenteren lopen en tussen ontstaan en ontmoeten kijken. Op een manier die mij fascinatie en ongemak bracht: fascinatie voor het onderzoek van de kunstenaars waar ik even deelgenoot van was en ongemak door het besef dat ik hen op de vingers keek. En ik vond het prachtig.
Hier zag ik dat een mooie combinatie was ontstaan. Van de kunstenaars natuurlijk, die de plek hebben geladen met hun werk en hun intenties. Van de initiatiefnemers, die zich facilitatoren noemen, maar veel meer zijn dan dat: met hun ideeën en middelen hebben ze een unieke plek gemaakt. De gemeente, die de drang om te ontwikkelen op afstand weet te houden. En de bezoekers, die geprikkeld worden door wat ze zien, maar door hun aanwezigheid op hun beurt zelf ook prikkelen. En dat gebouw waarin het gebeurde, die prachtige plek, die was vooral een aanleiding voor dit alles.
En dat geeft bezieling. Als SKAR ergens voor staat, dan is dat niet alleen maar het verhuren van vierkante meters. Het gaat erom dat we kunstenaars, vormgevers, de ruimte geven. Dat die ruimte niet een doel op zich is, maar een aanleiding om te zoeken en te experimenteren, om te maken en te laten. Om te falen, maar vooral ook om te slagen.
Die ruimte vinden we in ateliers. Maar ook in plekken als DordtYart. En, als we het goed doen, ook in de stad. De gemeente vraagt SKAR voor een nieuwe periode een beleidsplan te maken. Ik denk dat het daarover moet gaan. Wat denkt u?
Olof van de Wal
|