Op een van de open studiodagen van de Borgerstraat krijg ik van hem een briefje in mijn hand geduwd dat lijkt op de briefjes die sinds jaar en dag thuis op mijn deurmat vallen met teksten als: Mr Rada, (Professor Siriki of Dr. Aziz) biedt 100% oplossing voor al uw problemen. Op dit briefje lees ik:
Geen leven zonder problemen, geen probleem zonder oplossing. Mr. GERT.
Met een glimlach zegt hij: “Ik zit sinds kort zonder werk en vind het wel grappig op deze manier werk te zoeken, als webdeveloper ben je uiteindelijk ook een probleemoplosser.”
Een paar dagen later ben ik weer in zijn atelier. De installatie van de open studiodagen met de vintage-bandrecorder verbonden aan een moderne computer staat er nog. Uit die bandrecorder klinkt zijn stem: “JA”, waarop een nasale computerstem reageert met: “NEE”, “GOED” klinkt de stem van Gert uit de bandrecorder, “FOUT” zegt de computerstem.
Het atelier is een hoge ruimte, de ramen op het noorden laten daarbuiten een staalblauwe lucht zien, binnen zijn de lichten aan. De ouderwetse inbouwkasten, zes witgeschilderde houten deuren op een rij met ieder een sleutel in het sleutelgat, verraden de oorspronkelijke functie van zijn atelier als administratieruimte. Schuin daartegenover een wand met houten schuifdeuren die hij met een breed gebaar voor mij opent: diepe ruimtes die net als de andere kasten door Gert zijn volgepropt met spullen. Haaks op de muren staan lage stellages met boeken, langs een wand een kast met langspeelplaten, een draaitafel en verschillende computers.
Gert schenkt koffie in en we gaan aan een grote tafel zitten.
“Al twintig jaar werk ik dus drie dagen per week voor internetbedrijven. Dat is een vaste baan en daarmee kan ik goed rondkomen. Daarvoor leefde ik van stipendia en van klusjes, mijn vorige atelier was bij Duende en dat was heel goedkoop, materialen kon ik uit tentoonstellingsgeld betalen en door hergebruik. Toen de stipendia stopten heb ik in ’97 een computer gekocht, dat leek me interessant. Twee jaar later werkte ik als programmeur. Er is altijd werk te vinden in die branche en drie dagen is voor mij genoeg om rond te komen.”
Hij zwijgt en staart voor zich uit. Dan kijkt hij me aan en zegt bijna verontschuldigend: “Dat werk van mij is als een tweesnijdend zwaard: door dat werk kan ik zelfstandig zijn als kunstenaar maar het weerhoudt me ook actiever te zijn in de kunst. Ik kom niet eens op het idee ergens een prijs bij te hangen op zo’n open studiodag.”
“Het kunstenaarschap is een betrekkelijk eenzame bedoening. Ik heb behoefte aan sociaal contact. Twee jaar na de oprichting van Duende heb ik me bij hen aangesloten, dat was nog in mijn academietijd. Wij waren van de punk-generatie. Autonomie en gezamenlijkheid waren onze ideologie. We hadden een enorm pand dat we zelf in beheer hadden, met gezamenlijke ruimtes en gastateliers en we organiseerde kunstevenementen. Maar met de SKAR hadden wij in die tijd niet zo veel en SKAR niet met ons. De situatie was volgens mij toen toch wel heel anders; de SKAR verhuurde ateliers die zij in beheer had van de Gemeente en wilde (net als de Gemeente) niet in zee met kunstenaarsinitiatieven. Nu ziet de SKAR volgens mij haar taak veel breder. Ik denk dat het belangrijk is dat de SKAR de behoefte van de kunstenaars goed blijft volgen. Veel kunstenaars maken tegenwoordig gebruik van de computer bij het creëren van hun kunst. Dus denk ik dat veel kunstenaars eerder behoefte hebben aan een bureau met goed internet dan aan een ouderwets schildersatelier. En voor zover ik het kan zien volgt de SKAR tegenwoordig die behoefte van kunstenaars op de voet en dat is een goede zaak voor ons als kunstenaars.”
“In 2012 moesten wij van Duende ons atelierpand opgeven, wij konden het niet handhaven. We hebben nog geprobeerd bij elkaar te blijven, maar de groep was te groot en er waren teveel uiteenlopende wensen. SKAR heeft ons toen ateliers in de Borgerstraat aangeboden en daar ben ik en nog tien anderen op in gegaan. Ik heb hier een fijn atelier, maar die gezamenlijkheid van vroeger mis ik wel. Ik heb wel wat vrienden hier in het gebouw die ik af en toe zie, maar er is bijvoorbeeld geen kantine waar je elkaar kan ontmoeten. Ik zou dat wel prettig vinden. Af en toe een gesprek en dat hoeft niet eens over de kunst te gaan, maar over muziek, politiek, over de dingen om ons heen, heb ik wel nodig. Maar ik denk dat er te weinig mensen zijn die dat willen, daar moet je weer extra voor betalen en veel mensen werken toch meer op zichzelf. Kijk, bij Duende was de energie voor die gezamenlijkheid ook minder aan het eind, we deden geen tentoonstellingen meer, geen open studio’s, we hadden allemaal ons eigen werk en groeiden uit elkaar.” Hij zwijgt even. Zegt dan: “Zelf zat ik vijf jaar geleden wel een beetje vast.”
”Ik heb nooit zoveel nagedacht over alleen leven van mijn kunst, ik ben wel ambitieus, maar dan gaat het er om dat ik binnen de kunst die ik maak de dingen op mijn eigen manier wil doen. Ik ben nooit gefrustreerd dat ik niet in de collectie van Boymans zit. Daar schiet je niets mee op, ik denk dat dat behoorlijk aan je kan vreten. Maar iedereen heeft behoefte aan erkenning en ik heb andere nodig om in beweging te komen.
Voor mij is het op dit moment belangrijk om juist weer gebruik te maken van de gezamenlijkheid die er hier ontstaat zo rond de open-studiodagen. Mijn nieuwe atelier, die open dagen hier met het publiek dat komt kijken, zorgt dat ik weer verder kan. Als kunstenaar heb je publiek nodig. Dat geeft weer nieuwe energie. Die nieuwe situatie hier heeft mij een flow gegeven en geholpen weer stappen te maken.
Gert wijst op de installatie: “Dit is nieuw werk. Gezamenlijkheid helpt mij in beweging te komen, ieder jaar maak ik in ieder geval in het kader van de open studiodagen nieuw werk.