We lopen door een donkere en verlaten gang. Aan de linkerzijde op regelmatige afstand de gesloten deuren van de ateliers. Aan de rechterzijde de afgesloten ruimtes voor opslag en af en toe een deur naar de wc ruimtes. Het is stil in het gebouw. Helemaal aan het eind van de gang doet Astrid Moors haar deur open en staan we ineens in een helder en opgeruimd atelier. De gehele buitenmuur is van links naar rechts en van boven tot een meter boven de vloer van glas. Het licht valt gefilterd door kaasdoek-gordijnen naar binnen. Het is een bewolkte dag, wanneer de zon hier schijnt moet dat haast wel onbarmhartig zijn. “Dat klopt”, zegt Astrid, “de ramen zijn op het zuiden, het is wel dubbel glas maar er is in de zomer erg veel zonlicht en dus is het hier snel heel warm. Daarom heb ik de bovenkant van de raampartij permanent met textiel geblokkeerd en. verduisterende rolgordijnen opgehangen, die gaan in de zomer omlaag. De glasgordijnen zijn altijd dicht en zorgen voor diffuser licht. De TL verlichting heb ik zelden aan”. Astrid vertelt het met een soort nuchtere opgewektheid. “In het voorjaar en najaar is het hier helemaal goed, in de zomer is het snel te warm en zijn er echt dagen dat ik niet naar mijn atelier ga vanwege de temperatuur hier. In de winter was het soms weer te koud. De verwarming trok het niet, dit is een hoekatelier met een buitenmuur waar de zon nooit op staat. Dus moest ik soms noodgedwongen thuis blijven. Toen heb ik aan de bel getrokken en is de klimaatbeheersing grondig bekeken: moet er iets aan de muur veranderen of aan de verwarming? Toen hebben ze de verwarming veranderd. Het is beter nu, toch ga ik volgende winter mijn bureau tegen de verwarming aanzetten want het blijft ’s winters toch te koud om zittend aan een bureau te werken.”
“Ik ben in 2000 vanuit Utrecht naar Rotterdam verhuisd omdat het kunstklimaat mij hier beter leek, minder provinciaals. Ik ben in Rotterdam begonnen met een atelier in de Schiecentrale, heel luxe en prettig, maar ook duur. Na dertien jaar ben ik gaan rondkijken naar een goedkopere ruimte en kreeg ik een aanbieding van de SKAR voor dit pand. Maar dat atelier was op de tweede etage en daar vond ik het plafond te laag. Ik wil graag een hoog atelier. Daar kan je een entresol in maken. Je gaat trouwens anders werken wanneer je atelier hoog is. Groter, daarmee maak je het jezelf wel weer moeilijker want die grotere werken zijn niet makkelijk te verkopen, dan zeggen de mensen dat past niet in mijn kamer”, ze lacht: “ja, het is altijd wat.”
“Krap twee maanden na dat eerste aanbod kwam dit atelier vrij. Dat was dus in 2013. Ik ben meteen gaan kijken of ik er iets mee kon. Het entresol vond ik te groot, daarbij was er een enorme trap gebouwd die teveel ruimte innam”. We kijken naar het door haar verbouwde entresol waarop de in plastic verpakte schilderijen als in een boekenkast geplaatst staan. Een aluminium ladder staat stand by. “Nu is het entresol alleen voor opslag, dat vind ik fijner. Maar de grotere schilderijen kan ik niet alleen naar beneden halen, daar heb ik hulp bij nodig. Dat is wel lastig. Ja, veel liever zou ik opslag op de gang willen. Er zijn best wel aardig wat opslagruimtes in dit pand, maar ik weet niet door wie die gebruikt worden, niet door mij. Dat zou wel eerlijker verdeeld mogen worden. Volgens mij hebben mensen van de ateliers beneden opslagruimtes hier boven. Lijkt mij fijn om een opslag hier op de gang te hebben, dan kan ik mijn werk te voorschijn trekken op het moment dat hier iemand is. Nu moet ik van te voren bedenken welke werken interessant kunnen zijn voor de klant. Beter is natuurlijk geen opslag, gewoon meteen verkopen! Ja, dat zou ik wel willen, ik denk heel vaak moet ik nou weer meer werk maken, waar laat ik het allemaal?”
“Ik werk hier drie dagen per week en van de verkoop van mijn schilderijen kan ik dit atelier betalen. Daarnaast heb ik een inkomen als webdesigner en maak ik digitale illustraties voor bedrijven. Dat vind ik ook heel leuk om te doen. Ik onderneem graag zowel in het toegepaste als in het autonome werk, maar ik ben altijd bezig om financieel rond te komen. Dat leidt wel af, vind ik. Toen ik in Utrecht woonde heb ik zeven jaar van een uitkering geleefd, dat was natuurlijk niet veel, maar het voordeel was dat ik niet met geld bezig hoefde te zijn en toen heb ik heerlijk gewerkt. Lange dagen alleen maar produceren. Dan kan je echt in de flow komen en ontwikkelen wat je wilt, ja, dat mis ik wel.”
“Ook mis ik hier de sociale contacten met mijn collega’s. Ik heb hier vrijdagmiddagborrels georganiseerd en open dagen, ik zit in de organisatie van South Explorer. Toen ik in dit pand kwam kende ik niemand en heb ik iedereen voor koffie en taart op mijn atelier uitgenodigd. Ik vind het leuk om van elkaar te weten wat je doet. Volgens mij hebben we toch allemaal eyeballs nodig; je moet laten zien wat je doet anders weet niemand het. Zo zou het mooi zijn om samen dingen te organiseren en te exposeren. Maar we zien elkaar hier nauwelijks. Ik denk dat iedereen blij is wanneer die hier is, de atelierdeur dicht kan trekken en alleen kan zijn om te werken. Ik herken dat wel natuurlijk, wanneer ik hier binnenkom zet ik als eerste de internetradio aan, Groove Salad. Dan is het: ik en mijn werk, geen berichten van buiten, alleen die muziek, heel de dag.“
“Maar toch…als je dat afspreekt dan kan je je daar op instellen: iedere vrijdag een uurtje. Ik heb dat steeds geprobeerd, eerst die koffie en taart, toen kwamen er twee”, ze schiet in de lach: “van de 23 kunstenaars die hier zitten! En bij de open ateliers die ik organiseerde gingen zelfs de voorbesprekingen al moeizaam. Ik doe zelf deze keer niet mee met South Explorer, er is te weinig animo. Maar ik doe wel mee met de organisatie dat vind ik leuk. Zoals ik zei: ik organiseer graag”. Dan roept ze uitgelaten: “Maak daar misbruik van! Zet mij in!”